TUSSENSTAPPEN OP WEG NAAR het vak LEF
Met een evaluatie van voordelen (+) en nadelen (-).
De ultieme doelstelling van LEF is om op termijn te komen tot één vak over levensbeschouwing, ethiek (incl. burgerschap) en filosofie voor alle leerlingen in alle netten. In dit vak zullen levensbeschouwelijke, filosofische, maatschappelijke en morele vraagstukken behandeld worden. Het gaat om een algemeen vormend plichtvak van 2 wekelijkse lesuren in het lager en secundair onderwijs. Dit vak moet georganiseerd worden zoals alle andere vakken, namelijk vanuit de overheid (en niet vanuit kerken, zuilen en andere levensbeschouwelijke verenigingen). Dit houdt ook in: duidelijke eindtermen en leerdoelen, evaluaties en examens die meetellen, en een onafhankelijke leerplanontwikkeling en inspectie.
De ultieme doelstelling van LEF is om op termijn te komen tot één vak over levensbeschouwing, ethiek (incl. burgerschap) en filosofie voor alle leerlingen in alle netten. In dit vak zullen levensbeschouwelijke, filosofische, maatschappelijke en morele vraagstukken behandeld worden. Het gaat om een algemeen vormend plichtvak van 2 wekelijkse lesuren in het lager en secundair onderwijs. Dit vak moet georganiseerd worden zoals alle andere vakken, namelijk vanuit de overheid (en niet vanuit kerken, zuilen en andere levensbeschouwelijke verenigingen). Dit houdt ook in: duidelijke eindtermen en leerdoelen, evaluaties en examens die meetellen, en een onafhankelijke leerplanontwikkeling en inspectie.
- Een dergelijk vak bevestigt het belang dat de overheid en het onderwijs hechten aan algemene Bildung, persoonlijkheidsvorming, actief burgerschap, kritisch denken en verdieping en niet-utilitaristische en materialistische aspecten van het onderwijs.
- Als algemeen plichtvak krijgt het een beter statuut in het totale vakkenaanbod.
- Een dergelijk vak gaat de verzuiling en segregatie van onze maatschappij tegen: de diversiteit komt in dialoog aan bod (intern pluralisme) en niet in een opgesplitst “ieder zijn waarheid”-systeem (extern pluralisme).
- De inhoudelijke organisatie (curricula, eindtermen, aanstelling leraren) is niet uitbesteed aan belangengroepen (in hoeverre zijn die representatief overigens?) , maar wordt door overheidsinstanties beheerd: Entiteit curriculum en inrichtende machten etc.
- Voor de leraren betekent het plichtvak ook meer jobzekerheid en minder afhankelijkheid van belangengroepen.
- Binnen het huidige model (ILC's) elementen van LEF integreren, bijv. via interlevensbeschouwelijke modules (met bijbehorende leerlingencompetenties)
- Politieke en/of praktische compromissen: LBV en LEF; de optie van het GO!: 1u LBV en 1u iets lef-achtigs
- Een achtste keuzevak, uitgebouwd en ingevuld volgens de ideeën van LEF.
1. Modules met interlevensbeschouwelijke inhoud
In de meeste netten wordt gewerkt met modules of projecten waarin het kennismaken met andere levensbeschouwingen centraal staat. Dit past bij de eintermen die met 'diversiteitstraining' te maken hebben. Een aantal levensbeschouwelijke vakken voorzien dit ook binnen hun eigen leerplan, andere niet of nauwelijks. Voor het katholieke net is dit de enige mogelijkheid aangezien er enkel het vak 'roomskatholieke godsdienst' wordt gegeven. In het officiële net waar verschillende LB-vakken worden ingericht was er al vaak een vorm van samenwerking tussen de leerkrachten, projectmatig of à l'improviste. Sinds kort is deze samenwerking geofficialiseerd middels een lijst van 24 interlevensbeschouwelijke competenties (ILC's). Alle erkende instanties/vereniging hebben beloofd deze te zullen opnemen in hun leerplannen (dan wel eraan toe te voegen met dezelfde status): Deze ILC's dienen vorm te krijgen in gezamenlijke projecten (officiële net) en lessen waarin bevoorrechte getuigen van andere LB's aan het woord komen (vrije net). Er is een minimum (2u) en maximum (6u) gesteld aan de projecten in het jaarprogramma. Meer info vindt u hier.
+ Deze opening is te appreciëren, omdat ze de legitimiteit van de maatschappelijke vraag tot samenwerking erkent.
+ Dergelijke modules/projecten bieden de mogelijkheid om te komen tot gelijkende leerinhouden, en op termijn zelfs tot een netoverschrijdend curriculum. Ze stellen zo een einde aan het vrijblijvende en ad hoc-karakter van sommige samenwerkingsprojecten.
+ Het is een goed voorbeeld van bottom-up aanpak: vertrekkend van wat bestaat, openingen zoeken naar wat liefst zou komen.
- Elke levensbeschouwing is aanwezig vanuit een binnenperspectief, waardoor op conflicterende punten (het bestaan van god, genderaspecten, mensenrechten) er een groot risico is dat het tot een botsing tussen de leerkrachten kan komen.
- Er is geen pedagogisch kader waarbinnen de competenties kunnen worden uitgerold.
- De leraar die deze uren geeft moet twee petjes op hebben: één van de vertegenwoordiger van een specifieke levensbeschouwing en één van een 'neutraal' lesgever over andere levensbeschouwingen dan de zijne.
- De overheid hangt af van de goodwill van de diverse belangengroepen om tot een eenheidscurriculum te komen.
1. Modules met interlevensbeschouwelijke inhoud
In de meeste netten wordt gewerkt met modules of projecten waarin het kennismaken met andere levensbeschouwingen centraal staat. Dit past bij de eintermen die met 'diversiteitstraining' te maken hebben. Een aantal levensbeschouwelijke vakken voorzien dit ook binnen hun eigen leerplan, andere niet of nauwelijks. Voor het katholieke net is dit de enige mogelijkheid aangezien er enkel het vak 'roomskatholieke godsdienst' wordt gegeven. In het officiële net waar verschillende LB-vakken worden ingericht was er al vaak een vorm van samenwerking tussen de leerkrachten, projectmatig of à l'improviste. Sinds kort is deze samenwerking geofficialiseerd middels een lijst van 24 interlevensbeschouwelijke competenties (ILC's). Alle erkende instanties/vereniging hebben beloofd deze te zullen opnemen in hun leerplannen (dan wel eraan toe te voegen met dezelfde status): Deze ILC's dienen vorm te krijgen in gezamenlijke projecten (officiële net) en lessen waarin bevoorrechte getuigen van andere LB's aan het woord komen (vrije net). Er is een minimum (2u) en maximum (6u) gesteld aan de projecten in het jaarprogramma. Meer info vindt u hier.
+ Deze opening is te appreciëren, omdat ze de legitimiteit van de maatschappelijke vraag tot samenwerking erkent.
+ Dergelijke modules/projecten bieden de mogelijkheid om te komen tot gelijkende leerinhouden, en op termijn zelfs tot een netoverschrijdend curriculum. Ze stellen zo een einde aan het vrijblijvende en ad hoc-karakter van sommige samenwerkingsprojecten.
+ Het is een goed voorbeeld van bottom-up aanpak: vertrekkend van wat bestaat, openingen zoeken naar wat liefst zou komen.
- Elke levensbeschouwing is aanwezig vanuit een binnenperspectief, waardoor op conflicterende punten (het bestaan van god, genderaspecten, mensenrechten) er een groot risico is dat het tot een botsing tussen de leerkrachten kan komen.
- Er is geen pedagogisch kader waarbinnen de competenties kunnen worden uitgerold.
- De leraar die deze uren geeft moet twee petjes op hebben: één van de vertegenwoordiger van een specifieke levensbeschouwing en één van een 'neutraal' lesgever over andere levensbeschouwingen dan de zijne.
- De overheid hangt af van de goodwill van de diverse belangengroepen om tot een eenheidscurriculum te komen.
2. Compromissen: herverdeling van de lestijden: 1u LBV en 1u...
Het is niet ondenkbaar dat er politiek haalbare en praktisch uitvoerbare compromissen gesloten kunnen worden, bijv:
A. Een deel van de eindtermen van LEF (bijv. filosofie, levensbeschouwelijke argumentatie, maatschappelijke oriëntatie) verplicht stellen voor alle netten [eindtermendebat in het Parlement] en daarnaast aan de netten de vrije keuze laat of men de bestaande levensbeschouwelijke vakken ook nog wenst aan te bieden (verplicht als ouders er naar vragen, gezien de grondwet).
+ Men voert zo enkele algemeen aanvaarde delen van LEF (ook reeds nu verplicht via de VOET - Vakoverschrijdende eindtermen) met de bijbehorende doelstellingen in en honoreert tegelijk de grondwettelijke keuzevrijheid van de ouders om levensbeschouwelijke opvoeding aan hun kinderen te laten verstrekken volgens hun keuze.
- In (officiële) scholen waar plicht- en keuzevak naast elkaar aangeboden worden zal dit leiden tot een een vermeerdering van het aantal uren levensbeschouwing, tenzij men voor optie B. kiest
- Er is een wettelijk maximum van 28 (Bao) of 32 (SO) lesuren. Facultatieve lesuren zijn niet-financierbaar.
B. Een praktisch compromis is het behoud van de lestijden van het verplichte keuzevak (LBV), maar tegelijk een vergaande samenwerking nastreven tussen directie en leerkrachten, waarbij 1 uur apart en 1 uur gezamenlijk wordt gegeven, eventueel te groeperen in blokken, periodes. De gezamenlijke lessen zouden dan in 'co-teaching' kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd door de leerkrachten LBV, die als team ze voorbereidt. Kernvraag: Wie gaat de invulling van het tweede lesuur bepalen, wie gaat dat geven en wie gaat dat inspecteren. Hiervoor is een coöperatieve attitude van inrichtende macht, erkende instanties/vereniging en leerkrachten nodig.
+ Hiermee zouden de doelstellingen van interlevensbeschouwelijke aard, diversiteitstraining, burgerschapseducatie en filosofische initiatie in elk geval gegarandeerd zijn.
- Dit betekent een halvering van de particuliere lesopdrachten van de leraren LBV en heeft z'n impact op de inhouden (leerplanaanpassing nodig).
- Ook is er een probleem voor benoemde leerkrachten (zij zijn benoemd in één LBV) en wordt de organisatie er ook niet simpeler op.
Het is niet ondenkbaar dat er politiek haalbare en praktisch uitvoerbare compromissen gesloten kunnen worden, bijv:
A. Een deel van de eindtermen van LEF (bijv. filosofie, levensbeschouwelijke argumentatie, maatschappelijke oriëntatie) verplicht stellen voor alle netten [eindtermendebat in het Parlement] en daarnaast aan de netten de vrije keuze laat of men de bestaande levensbeschouwelijke vakken ook nog wenst aan te bieden (verplicht als ouders er naar vragen, gezien de grondwet).
+ Men voert zo enkele algemeen aanvaarde delen van LEF (ook reeds nu verplicht via de VOET - Vakoverschrijdende eindtermen) met de bijbehorende doelstellingen in en honoreert tegelijk de grondwettelijke keuzevrijheid van de ouders om levensbeschouwelijke opvoeding aan hun kinderen te laten verstrekken volgens hun keuze.
- In (officiële) scholen waar plicht- en keuzevak naast elkaar aangeboden worden zal dit leiden tot een een vermeerdering van het aantal uren levensbeschouwing, tenzij men voor optie B. kiest
- Er is een wettelijk maximum van 28 (Bao) of 32 (SO) lesuren. Facultatieve lesuren zijn niet-financierbaar.
B. Een praktisch compromis is het behoud van de lestijden van het verplichte keuzevak (LBV), maar tegelijk een vergaande samenwerking nastreven tussen directie en leerkrachten, waarbij 1 uur apart en 1 uur gezamenlijk wordt gegeven, eventueel te groeperen in blokken, periodes. De gezamenlijke lessen zouden dan in 'co-teaching' kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd door de leerkrachten LBV, die als team ze voorbereidt. Kernvraag: Wie gaat de invulling van het tweede lesuur bepalen, wie gaat dat geven en wie gaat dat inspecteren. Hiervoor is een coöperatieve attitude van inrichtende macht, erkende instanties/vereniging en leerkrachten nodig.
+ Hiermee zouden de doelstellingen van interlevensbeschouwelijke aard, diversiteitstraining, burgerschapseducatie en filosofische initiatie in elk geval gegarandeerd zijn.
- Dit betekent een halvering van de particuliere lesopdrachten van de leraren LBV en heeft z'n impact op de inhouden (leerplanaanpassing nodig).
- Ook is er een probleem voor benoemde leerkrachten (zij zijn benoemd in één LBV) en wordt de organisatie er ook niet simpeler op.
3. Achtste keuzevak
Naast een verdere proliferatie van erkende levensbeschouwelijke vakken kan men denken aan een ultiem achtste keuzevak, dat uitgebouwd en ingevuld wordt volgens de ideeën van LEF. Dit zou bij wijze van proef en met instemming van de inrichtende macht en de ouders in een beperkt aantal scholen verspreid over het Vlaams onderwijs kunnen getest worden: proefprojecten, eventueel beperkt tot b.v. de derde graad secundair.
+ Dit vak biedt dan aan ouders die niet willen kiezen voor een van de erkende vakken de mogelijkheid om deel te nemen aan een pluralistisch overzicht rond centrale levensvragen.
+ De grondwet dient niet gewijzigd te worden.
+ Het getuigt van een bottom-up aanpak en respecteert ten volle de keuzevrijheid van de ouders in het officieel onderwijs.
+ Aangezien in dit vak alle overtuigingen aan bod komen, wordt de problematiek van de “vrijstellingen” en van “keuzes voor vakken waarvoor men toch geen leraar vindt” opgeheven. Wie niet voor de eerste zeven erkende vakken kiest, is verplicht deel te nemen aan dit achtste.
+ In de loop van de jaren kan het vak een zo interessant curriculum ontwikkelen, dat het steeds meer ouders aantrekt en de roep om een eenheidsvak kan vergroten.
+ De bepaling van de inhoud van het vak en de aanstelling van de leraren gebeuren door de overheid.
- De keuze voor een achtste keuzevak bevestigt de bestaande segregatie.
- Het gaat niet om een plichtvak, maar ook dit vak zal afhangen van de vrije keuze van de ouders.
- De organisatie van een dergelijke achtste keuzevak is in principe alleen zaak van het door de overheid ingerichte onderwijs.